“Die vreugde van toen, is nu een mooie herinnering”. In gesprek met René Neutelaers, ere-conservator van de Mombeekvallei.
“Die vreugde van toen, is nu een mooie herinnering”. In gesprek met René Neutelaers, ere-conservator van de Mombeekvallei.
“Als vroeger op zo’n warme zomeravond, de bedrijvige geluiden doofden en de laatste kikkers zwegen, dan ging ik wel eens aan de oever van de beek zitten tegen een warme, dikke stam om naar het geluid van de nachtegaal te luisteren. Het water van de beek leek wel besneeuwd, zoveel waterranonkels bloeiden er. Dan sloot ik mijn ogen en mijmerde weg. Als ik ze weer open deed waren alle bloempjes plots verdwenen. Ze hadden hun kelkjes gesloten. Dat deed bij mij de filosofische beschouwing ontstaan: waterranonkeltjes, slaapt gij nu echt of hebt ge ook even uw oogskes gesloten om de nachtegaal beter te horen?”
Aan het vertellen is René Neutelaers, 93 jaar en oud conservator van de Mombeekvallei. Met zijn mooie verhalen over het leven in de vallei van weleer, wist hij menigeen verliefd doen worden op die natuurparel, gelegen in de grenszone van Hasselt (St.-Lambrechtsherk) en Alken, in het noorden van Vochtig Haspengouw.
Toen ik zelf na mijn huwelijk naar Hasselt verhuisde en het dorp en de beemden waaraan ik opgroeide achterliet, miste ik het groen en dacht ik dat gevoel “in de stad” niet vlug terug te zullen vinden. Tot ik op een midwinter, nu zo’n 20 jaar geleden met René de vochtige beemden achter zijn woonst introk. Hij, dan al een flukse zeventiger, die me vlotjes over de hoogstaande beek trok. Iets dat hij wel eens vaker moest doen, ook bij “de verkeerd geschoeide dames” die de moos in “Moos Herk” niet zo snapten, knipoogt hij geamuseerd. Bij onze terugkomst wachtte zijn vrouw Maria met een feestdis vol zelfgemaakte lekkernijen en fruitwijnen. Mijn man praat daar nu soms nog over en ik, ik wist sinds dan waar ik mijn groene hart weer volop kon laven.
Een ander leven dan nu..
René Neutelaers werd geboren in 1932 en woonde haast zijn hele leven “op de Steenberg”. Zijn vader was boer. Op 6-jarige leeftijd sloeg het noodlot toe en verloor hij zijn moeder. Zijn vader bleef achter met vijf kleine kinderen. Het was een ander leven dan dat van kinderen nu. Er diende gewerkt te worden. Maar het was ook een vrijer leven waarin het op exploratie gaan in de natuur je een andere wereld, “even weg” bracht. Eentje vol ontdekkingen en verwondering.
René kende de vallei dus op zijn “kwajongensbroekzak”. Ja, “kwajongens” want de natuur was dan nog zo rijk dat de haagkanten werkelijk tjokvol nesten zaten. Of ik de koekoek deze lente al hoorde, wordt er gevraagd.. “Zien overvliegen wel” zeg ik. “13 April” zegt René, “dat is de datum waarop ie meestal arriveert hier.. hij heeft dus nog wat tijd.. Als we hem hoorden, volgden we naar waar ie heen vloog en rond het pootje van zo’n net uitgekomen koekoeksjong bonden we een koordje zodat ie niet wegvliegen kon. Als ie groot genoeg was, namen we hem dan wel eens mee naar huis. Nee, fraai was dat niet maar dat was de manier waarop kinderen van toen de natuur leerden kennen. Er werden geen vragen bij gesteld omdat wat nu zeldzaam is geworden, nog zo talrijk aanwezig was..”
“Het water van de Mombeek was kraakhelder en stond vol waterflora die nu al lang verdwenen is. “Eet lokaal” was toen geen aanmoedigende leuze maar een evidentie. Het krioelde hier nog zo van de Europese rivierkreeftjes (*) dat de baron van Vliermaalroot en wat Luikse adellieden de kinderen uit de Bekstraat er naar lieten vissen voor een snoepcent. Dan at dat chic volk zo’n kreeftje met wat verse “beeksla” (waterkers) erbij uit diezelfde zuivere beek en proefden een fijnproeversmaal. Zelf waren we niet zo geïnteresseerd in die kreeftjes want die zaten danig in de weg bij het hengelen naar visjes. Wat nu moet geherintroduceerd worden was toen heel gewoon.”
Ik kon me niet voorstellen dat dat er ooit niet meer zou zijn. Ik dacht dat dat altijd zou blijven bestaan..
René’s ogen worden zowaar wat vochtig als hij even voor zich uit staart na het uiten van die reflectie. Ik moet denken aan het lied van Wim Sonneveld dat nu actueler voelt dan ooit, luisterend naar zijn verhaal..
“Als het zou gaan onweren dan was dat een lawaai op het erf, zo luid! Ik wist niet wat dat was.
Onze pa zei “dat is het lookvosje” (boomkikkertje). Dan mocht ik dat gaan zoeken met als tip dat het heel klein is en ergens op een blad zou zitten aan de rand van het erf. Zo spannend was dan de kinderavond en vergeten doe je dat boomkikkertje nooit meer. Ik heb nog dwergmuisjes en eikelmuisjes weten hun nestjes maken hier en heb de wielewaal dikwijls gezien. Dat mannelijk exemplaar, als dat u voorbijvliegt, dat is als een gouden schicht”. Hij zit er nog hoor, ik hoor hem soms nog zingen maar het is meer zoeken als toen..”
“De Wielewaal” als vereniging (voorloper van Natuurpunt), dat was te ver van mij af. Ik spitste me toe op mijn vallei, mijn leefwereld. Daarmee had ik genoeg”.
De jonge René groeide op tot twintiger en startte “in de bouw”. Studeren zat er helaas niet in, er moest immers brood op de plank komen. “Maar” zegt hij met priemende besliste blik, “ik heb niet altijd gewerkt om geld te verdienen. Ik werkte genoeg om te kunnen wonen en eten, geld gewoon voor het hebben van meer geld waarvoor is dat nodig? Ik wilde ook genoeg tijd voor de natuur.”
Hij leerde veel van zijn vader maar ook via het bijeen sparen van punten waarmee hij de populaire planten- en dierenboeken van Artis Historia verzamelde. Een begeesterd autodidact.
“Mijn diploma? Ik heb gestudeerd aan de universiteit van Moos Herk”.
Dat zinnetje gaf hij ooit als repliek toen hij wat gegoede vrouwen van een culturele vereniging gidste en zij, onder de inrduk van zijn kennis, vroegen wat zijn studies waren geweest. Met zijn praktijkkennis wist hij menig gediplomeerd kenner te imponeren. “Biologen waren toen nog niet zo breed gezaaid.. Nu is het anders. Er is meer aandacht voor, ook omdat het nodig werd. Zelfs de vriendin van mijn kleinzoon is tegenwoordig biologe” grapt hij, zij het niet zonder enige trots.
In de jaren ’80 engageert René zich meer en meer in milieu-gerelateerde groeperingen. Thierry Gaethofs, destijds bioloog aan de universiteit van Diepenbeek vraagt hem de vissoorten in de Mombeek in kaart te helpen brengen. Ze ontdekken zo’n 17 soorten.
In 1987 leert hij regentes aardrijkskunde, Alida Vanholst kennen tijdens een vergadering op het Herks gemeentehuis. De vergadering werd belegd als volksraadpleging over de staat van de vallei.
Vooral vanaf 1960 was er veel veranderd in de Mombeekse beemd. Vele buurtbewoners, ook Alida en René voelden zich betrokken bij het verdwijnen van het voorheen overvloedige leven in de beek o.m. door de toenemende vuilvracht. Begin zestiger jaren werd het bos van Henegauwberg in een snel tempo aangesneden en werd een grote residentiële woonwijk. Het afvalwater van de vele villa’s stroomde via een klein beekje naar de Mombeek en erodeerde vlug, een heuse canyon. Om naar maar te zwijgen van de plotse, toegenomen verontreiniging van de Mombeek.
“Van de ene dag op de andere was het zuivere water van de Mombeek verleden tijd”.
“Dotterbloemen, waterdrieblad,..dat groeit niet in een open riool. Alles verdween”. Het nieuwe huisvuilstort even verderop in Alken, was nog niet afgedekt. Overstromingen in het doorgaans natte dal brachten zwerfvuil mee. “Weet u” zei ik daar op het gemeentehuis, “dat de eenden in de beek tegenwoordig in prefabhuisjes van plastiek wonen?”.
Je voelt de verontwaardiging en het vuur zo weer als René over het toenmalige protest verhaalt.
“De verloedering van de Mombeekvallei was ingezet en het zou nooit meer hetzelfde worden. Ik heb daar veel wakker van gelegen en ik vind dat nu nog steeds een blaam voor de politici van toen”.
“Henegauwbos was een maagdelijk prachtig bos voor dat deze plek moest ontsloten worden voor het grote geld en er wegen door getrokken werden. De waterlopen werden uitgediept om het water sneller naar Halen te laten stromen. Het voedzaam materiaal werd op de oevers gegooid en was weg. Ik ben nog met die aannemer gaan praten, ik heb me bijna te kwaad gemaakt, op het eind heb je nog ruzie. Wat konden wij. In die jaren kon alles. Er was geen oor naar wat vernield werd. Je stond machteloos tegen die krachtige bouwpromotoren. Daarin zaten machtige mannen van adel en de toenmalige burgemeester deed uit de hoogte. Wij betekenden niets.”
“Ze hebben het hier vernield. Ze hadden het beter zo gelaten.”
“Nu moeten ze veel geld geven om het een beetje terug te krijgen zoals het was en zoals het zijn nut allemaal had maar zoals het was, dat komt nooit meer terug.”
Ik, de veel jongere Natuurpunter van nu voel een knauw in de maag. Het raakt me zijn herbelevend verdriet te zien. Het moet maar als een fractie voelen van de verontwaardiging die veel omwonenden eens beleefden en die leidde tot de oprichting van “de kern Herk en Mombeek”.
Alida en René werden trekkers. Alida als voorzitter, René als conservator van het natuurgebied dat ze via aankopen wisten te vrijwaren. Ze waren echter niet alleen. Zo was er o.a. ook Jos Putzeis die als boekhouder de perfecte penningmeester werd. Jos was een organisatorisch talent. Nauwgezet en punctueel en met kennis van de beleidswereld. Zo was de kern een goed functionerende radar vol zelfstandig draaiende wieltjes. Er werd samengewerkt met het groencomité Hasselt (Rik Jacobs). Maar ze werden ook breder omringd en gesteund. Zo was er plaatselijk klinisch bioloog en arts Jan Kortleven. Hij zette in op natuureducatie in de plaatselijke scholen. Marcel Verbeeck (groene huis Bokrijk) liep geregeld mee in de vallei om de kern te ondersteunen met zijn kennis.
Het naburige Alken had een eigen natuurvereniging en steunde met gelden bij aankopen. Een eerste stuk “Manshoven bamd” werd gekocht dicht tegen de expressweg. Samen trachtte men aan weerskanten van de oude Mombeek via gerichte aankopen stukken van de vallei te vrijwaren in zowel Alken als Sint-Lambrechtsherk.
Via het parochieblad en de deur aan deur bedeling van flyers werden dorpsgenoten op de hoogte gehouden van de werking en uitgenodigd om eens mee te wandelen waarbij René vertelde.
Alida keek naar René op. “Als René vertelde, dan zweeg je omdat je wist, hij weet het beter”.
“Als ik Alida nu soms eens zie, ben ik nog gelukkig want we hebben samen een schone tijd meegemaakt” glimlacht René.
De buurt vormde zo de ogen en oren van de vallei, ze leerde de natuurwaarden kennen en observeren opdat ze tijdig zouden kunnen ageren als er risico’s dreigden.
Zo werden er op een gegeven moment potjes aan de oevers van de beek gezien. In die potjes zat vet en graan ter verdelging van de muskusratten. Ze waren dan wel efficiënt in de bestrijding van die “ratten” maar ook waterhoentjes aten er van. Buizerds aten de kadavers die her en der dood lagen en legden ook het loodje. Door o.a. het protest van de kern schakelde men over naar een ander conisch systeem van potjes waardoor de watervogels en dus ook roofvogels beschermd waren.
De kern nam ook deel aan het “SAL”, “de stedelijke adviesraad leefmilieu”. Ze gaven regelmatig hun mening over bepaalde thema’s en plannen maar de raad was louter adviserend, niet bindend.
Toch veranderde er wat. De vallei werd een zaak van gemeenschapsinzet.
Er waren stimulansen vanuit de media, het belang van het herstel van de beekvallei werd meer algemeen gedragen. Het leefde bij mensen.
Na een uiteenzetting van René op het provinciehuis, schonk Steve Stevaert (dan nog deputé) 100,000 Frank voor de aankoop van sensibiliseringsmateriaal. Er werd onder meer een diaprojector gekocht voor lezingen en verrekijkers om de schoolkinderen mee op sleeptouw te nemen.
Er volgden boomplantacties waarbij de stad als partner de gaten voorboorde en plantgoed leverde. Natuur werd een sociaal buurtgebeuren. Vrijwilligers waren vlot te vinden. Een beetje jaloers toch, kijken we naar foto’s vol spittende ouders en hun lachende kroost, naar de inzet van jeugdbewegingen,..
Ze onderhouden de gekochte percelen, zetten in op bloemrijke hooilanden die René zich nog best goed herinnert uit zijn jeugdjaren. Begin negentiger jaren waren er herhaalde gemeenschappelijke activiteiten: er werd gemaaid, gehooid, wilgen werden geplant langs de oever, verlaten houten vissershuisjes werden vakkundig afgebroken.
René zorgt er niet zelden eigenhandig voor dat de jonge aanplant het ook redt van sneller groeiende soorten.
Langzaamaan raakt de zorg voor natuur echter meer geïnstitutionaliseerd en wordt ze uit handen genomen door de overheid.
“Dat was nodig” zegt René. “Er was ook alsmaar meer administratie mee gemoeid en na de jaren 2000 nam het aantal vrijwilligers toch gestaag af. Mensen kregen het alsmaar drukker. In hun vrije tijd wilden ze wandelen in de natuur niet nog eens werken”.
“Maar” zegt hij “de overheid (het ANB) heeft haar werk verworven via de man in de straat, wij, de pioniers, de vele vrijwilligers die de open ruimte trachtten te bewaren waar kon en er voor gevochten hebben.
Dat mag niet vergeten worden. Dat die overheid daar lang geen oren naar had en dat ware het niet voor die natuurliefhebbers van toen, dat er nu nog veel meer verloren zou zijn.”
In 2011 bundelen onder impuls van regionaal landschap Haspengouw en Voeren de omliggende gemeenten en steden samen met de provincie hun krachten. Vele partners engageerden zich formeel om met een reeks kleinschalige ingrepen het gebied terug te verbeteren volgens de principes van integraal waterbeheer. Kleine landschapselementen zijn hersteld of aangeplant. De beek krijgt plaatselijk weer haar oude meanders, haar bedding wordt minder diep. Het maaien van de oevers gebeurt niet meer.
De stad organiseert in 2013 op 5 zondagen in de lente een wandeling in de vallei. Eentje voor elke Hasseltse wijk. René, Jos en Alida vertellen. 500 plus inwoners ontdekken de natuur in hun buurt en vertellen anderen erover.
Een dag na ons gesprek, trek ik er zelf nog eens op uit in de vallei. De omgeving gonst deze dagen van de toeristen. Foto’s van het al vroeg bloeiende groot hoefblad sieren instagram in de lente. De bochten van de beek glinsteren en de oude wilgen bieden ruisend wat schaduw aan de picknickende bezoekers op het bankje. Hier en daar siert nog een klein toefje “beeksla” het water. Fietsers vergapen zich aan de huizen rondom. Ik hoor de term “megalomaan” vallen.. Maar de “wow’s” zijn er ook voor de oase die zich na die verraderlijke beklimming van de Bekstraat voor hen uitstrekt.
Weten zij veel dat de vallei eens nog zoveel mooier was, zo mooi als in de kinderherinnering van een stukje droom dat we wisten te redden van “het bedrog”..
Zelf komt René nog maar zelden tot dieper in de vallei. Een herseninfarct in 2015 maakte hem helaas minder mobiel. Maar sommige dingen veranderen nooit, zoals die koekoek die ik vandaag al wandelend op 12 april hoorde roepen, nog net op tijd en nog net als toen voor die gemiddelde 13de april.
Voetnoot:
René werd tijdens dit interview vergezeld van Alida Vanholst met wie hij al die jaren hecht samenwerkte in de kern Herk en Mombeek. Bij het ontstaan van Natuurpunt Hasselt-Zonhoven werd de kern Herk en Mombeek hierin opgenomen samen met het Hasseltse groencomité. Alida zetelde al die tijd in het bestuur tot zij een jaar geleden de fakkel overdroeg aan Jeroen Liefsoens. Joris Keunen werd de nieuwe conservator van de vallei.
(*) De rivierkreeftjes die je nu veelal in de beken aantreft zijn Amerikaanse rivierkreeften, een invasieve exoot.
(*) Beginnend in de jaren ’60 start men met het alsmaar meer verkavelen van de omgeving. De natuur van de Mombeekvallei is erg in trek als idyllische achtertuin voor wat mooie huizen.
We excuseren ons voor het niet benoemen van eveneens betrokken personen bij deze geschiedenis. Dit interview werd weergegeven obv de verhalen die René en Alida met ons deelden en die een lang en rijk leven aan herinneringen beslaan. Het is onmogelijk elk detail, hoe betekenisvol ook te vermelden.
“Rik Jacobs was in de beginperiode van de vereniging jarenlang een stimulator van de beste soort: hij kwam dikwijls gidsen, hielp planten, zette ons aan om hoosgtamboomgaarden en KLE op te sporen, in een tijd dat wij daar onvoldoende vrije tijd voor hadden” (Alida Vanholst).
Tekst: Mirella Vanoppen Foto’s: Dirk Kegels
Met dank aan Alida Vanholst voor het ter beschikking stellen van haar archief.